De manager en de muis


Ergens in een kantoorgebouw met systeemplafonds en geurloze koffie loopt een manager. Hij heeft haast, al weet niemand precies waarom. Zijn mailbox staat vol, zijn agenda ook. Zijn belangrijkste talent is het verplaatsen van verantwoordelijkheden met de gratie van een tafeltennisballetje.

Hij praat graag in managementtaal – een dialect dat klinkt als Nederlands, maar geen betekenis heeft. Zinnen als: “We moeten het even breder trekken” of “Daar moeten we even op inzoomen” lijken verstandig, maar betekenen zelden iets.
Het is de kunst van het spreken zonder iets te zeggen, en het is een kunst die in Nederland tot een ware bedrijfstak is uitgegroeid.

De manager leeft van overleggen.
Een vergadering zonder PowerPoint is voor hem wat een dag zonder zuurstof is voor de rest van ons. In die overleggen wordt niet beslist, maar “gezien”, “gedragen” en “afgestemd”.
Iedere beslissing verdampt in consensus – en als er iets misgaat, wordt dat gezamenlijk opgepakt, wat betekent dat niemand verantwoordelijk is.

Zijn natuurlijke vijand is het initiatief.
Initiatief brengt risico met zich mee, en risico past niet in Excel.
Dus wordt het keurig geagendeerd, besproken, doorgeschoven en uiteindelijk vergeten.

Ondertussen noemt hij zichzelf coachend leider.
Hij geeft ruimte, zegt hij, maar vooral in de zin dat hij er niet is wanneer het erop aankomt.
Zijn empathie is aangeleerd, zijn visie geleend, zijn moed gedelegeerd.

De manager en de muis hebben iets gemeen: ze schrikken allebei van plotseling licht.
En toch zit er iets tragisch in. Want diep vanbinnen verlangt ook hij naar betekenis – maar ergens onderweg is hij verdwaald tussen targets en teamgesprekken.

Misschien moeten we hem niet veroordelen, maar bevrijden.
Niet met een reorganisatie, maar met een spiegel.