De stilte die niemand benoemt


Stel je voor: er is een stilte die je zelden benoemt. Niet de stilte van een lege kamer of een slapeloze nacht, maar een stilte die zich diep binnenin nestelt. Het is de stilte die zich aandient op momenten dat niemand kijkt. Wanneer de hectiek van de dag even niet afleidt en er geen scherm is om je gedachten op te projecteren. In die stilte hoor je iets wat je liever niet hoort. Het zachte fluisteren van een angst die je niet uitspreekt.

We praten gemakkelijk over onze fobieën. De een schrikt van een spin, de ander voelt zijn hart bonzen op een hoge brug. Maar dit zijn angsten die we durven toegeven, want er zit iets tastbaars aan vast. De echte angst, de angst die ons werkelijk bezighoudt, is zoveel subtieler, zoveel ongrijpbaarder.

Het is de angst dat ons leven uiteindelijk niets betekent. Dat alles wat we opbouwen – de liefdes, de ruzies, de werken, de dromen – oplost in de vergetelheid. Dat we op een dag verdwijnen alsof we er nooit zijn geweest, en dat de wereld gewoon verder draait. Het is de angst om niet werkelijk gezien te zijn, niet werkelijk gekend. Alsof we acteurs zijn die een rol spelen, terwijl het applaus uitblijft en het doek ooit geruisloos valt.

En misschien is dat wel de reden dat we onszelf zo druk houden, altijd in beweging, altijd met plannen en doelen. We rennen van taak naar taak, van verplichting naar verplichting, in de hoop dat het lawaai ons behoedt voor die ene confrontatie. Want stel je voor dat we stilvallen en opeens merken dat er een leegte gaapt.

Soms proef je die angst in een gesprek waarin iemand plots zijn blik afwendt, alsof hij bang is betrapt op een gedachte die te groot is om hardop te delen. Soms zie je het in de ogen van een oudere man of vrouw die terugblikt en zich afvraagt of het allemaal voldoende was, of er nog iets gemist is dat niet meer kan worden ingehaald. En soms voel je het zelf, in dat ene korte moment dat je ’s avonds het licht uitdoet en er geen afleiding meer is.

Misschien is dit wel de meest gedeelde, maar minst uitgesproken angst: dat ons bestaan betekenisloos zal blijken, dat we nooit echt hebben geleefd zoals we diep vanbinnen verlangden.

En toch, misschien ligt in diezelfde angst ook een uitnodiging. Want wie durft te luisteren naar dat fluisteren, hoort niet alleen de vrees, maar ook de roep. De roep om te leven met meer aandacht, met meer liefde, met meer moed om jezelf te zijn. Misschien is de stilte waarin die angst zich toont niet de vijand, maar de poort naar het leven waar we werkelijk naar verlangen.