Soms is de grootste belemmering niet het probleem zelf, maar de manier waarop je ernaar kijkt. Ik leerde dat niet uit een boek, maar op de harde manier: midden in de weerbarstige praktijk van besturen, samenwerken, veranderen.
Samen met mijn medebestuurder Ingeborg begon ik aan een reis waarvan we dachten dat we de route al kenden. Maar ergens onderweg realiseerden we ons: onze aanvliegroute naar het probleem was het probleem. Niet de inhoud, maar ons denken erover hield ons vast in herhaling.
Op het moment dat we dat allebei inzagen, verschoof alles. Elke weerstand die we tegenkwamen, werd geen hindernis meer, maar een uitnodiging. Niet iets om overheen te stappen, maar iets om naar te kijken. Dieper. Zachter. Slimmer.
Weerstand, ontdekten we, is vaak niet de vijand. Het is een signaal. Een spiegel. Een richtingaanwijzer. Wie leert luisteren naar wat schuurt, leert ook te zien waar het wringt in jezelf. Elk conflict werd een oefening in reflectie. Elk ongemak een les in nederigheid.
En precies daar begon het groeien. Niet in de planning, maar in het onverwachte. Niet in de controle, maar in de overgave. Onze samenwerking werd geen structuur meer, maar een levend gesprek. Soms pijnlijk eerlijk. Maar altijd richtinggevend.
Misschien is dat wat ik het meest heb geleerd: dat leiderschap geen vorm van beheersen is, maar van open blijven. En dat weerstand niet vraagt om dominantie, maar om moed. De moed om jezelf opnieuw te bekijken, zonder oordeel – en met nieuwsgierigheid.