Wat wil je niet voelen? (of: de omweg is soms de snelste route naar jezelf)


Soms vraag ik mensen niet wat ze voelen, maar wat ze niet willen voelen.
Dat levert interessantere antwoorden op.
Bang zijn, zeggen ze dan.
Boosheid.
Verdriet.
Schuld.
Eenzaamheid.
Schaamte.

Zelden hoor ik: vreugde. Of: liefde. Maar dat komt later. Wacht maar.

Wat we niet willen voelen, vormt vaak de omtrek van ons bestaan.
We rennen eromheen, ontwijken het, bouwen er een leven van afleiding omheen.
En ondertussen bepaalt het wat we wel doen. Of laten.

We kopen iets. Scrollen wat.
We glimlachen professioneel, raken verdwaald in lijstjes en prioriteiten.
We leren onszelf aan dat ‘druk zijn’ een vorm van bestaansrecht is.
We noemen het: coping.
Maar eigenlijk is het: vluchten.

Want onder dat alles ligt iets wat we niet willen aanraken.
Niet durven aankijken.
Niet in de ogen willen kijken, bang dat het terugkijkt.

Ik ken het. Jij ook, vermoed ik.
Er is een gevoel dat je koste wat het kost hebt willen vermijden.
Misschien was het het gevoel van verlaten worden.
Of dat je er niet toe doet.
Dat je faalt.
Dat je niet genoeg bent.
(En jawel, daar is-ie weer: die rotvraag uit je jeugd die je nog steeds in de nek hijgt – “Wat stel jij eigenlijk voor?”)

Het gekke is: wat je niet wilt voelen, voel je toch.
Alleen een beetje scheef.
Verpakt in hoofdpijn, rusteloosheid, irritatie, cynisme, overeten, uitstellen, mensen pleasen, je terugtrekken, te hard je best doen, of – mijn persoonlijke favoriet – grapjes maken als het eigenlijk niet grappig is.

Soms komt het ineens omhoog. Ongevraagd.
Een geur. Een liedje. Een stoel aan een tafel waar iemand niet meer zit.
Of gewoon een regenachtige woensdag waarop de leegte zich aandient, in alle stilte.
Dan word je overvallen.
Door jezelf.

De meeste mensen zijn doodsbang voor die overval.
Ze denken dat het verdriet hen zal verzwelgen.
Dat de boosheid hen onredelijk maakt.
Dat de eenzaamheid hen kleiner maakt dan ze al zijn.
Maar dat is een misvatting.

Wat je echt niet wilt voelen…
…is precies datgene wat jou terugbrengt naar de kern van wie je bent.
Niet om je kapot te maken.
Maar om je wakker te maken.
Want pijn is geen vijand.
Het is een signaal.

En dan. Dan durf je het misschien eindelijk te zeggen:

Ik ben bang.
Ik ben moe van het sterk zijn.
Ik mis iemand die ik nooit meer terugkrijg.
Ik had liefde nodig en kreeg het niet.
Ik weet het gewoon even niet meer.

Het wonderlijke is: zodra je het voelt, lost de kramp op.
Soms met tranen. Soms met een diepe zucht.
En heel soms met een glimlach, omdat je beseft:
“Was dit het nou waar ik al die jaren voor wegrende?”

Misschien is de echte vraag niet:
Wat wil je niet voelen?
Maar:
Wat mag eindelijk gevoeld worden?

En als je dan toch iets wilt vermijden, kies dan voortaan de was.
Of de belastingaangifte.
Maar niet je eigen leven.