We praten veel over leiderschap, maar te weinig over de schade die slecht leiderschap aanricht. Want achter elk falend team, elke burn-out en elk plots vertrek schuilt zelden een gebrek aan talent – maar vaak een overdaad aan baas.
Een slechte baas is niet alleen vermoeiend – hij is levensgevaarlijk.
Onderzoek laat zien dat mensen met een beroerde leidinggevende 20 tot 40 procent vaker een hartaanval krijgen dan mensen met een goede. En 75 procent van het personeel vindt “omgaan met de baas” het meest stressvolle deel van het werk. Dat zegt iets over leiderschap, maar nog meer over onze organisaties.
We hebben het vak van leidinggeven verward met het recht om anderen te commanderen.
De leider van nu zou moeten inspireren, motiveren en verbinden – maar te vaak doet hij het tegenovergestelde. Hij zet druk waar vertrouwen nodig is, vraagt om rapportages waar empathie volstaat, en verwart controle met betrokkenheid.
De tragiek is dat slecht leiderschap zich vermomt als daadkracht.
De dominante toon, het snelle oordeel, het allesweterige optreden – ze wekken indruk van richting, maar creëren vooral angst en verlamming. Mensen trekken zich terug, dempen hun creativiteit, doen wat gevraagd wordt en niets meer. En zo sterft een organisatie langzaam van binnenuit, terwijl de leider denkt dat hij “stuurkracht” toont.
Goed leiderschap verhoogt de energie, slecht leiderschap het adrenalinepeil.
De ene inspireert tot groei, de andere tot burn-out.
Het verschil?
De goede leider wil het verlangen naar de zee stimuleren.
De slechte leider wil alleen bewijzen dat hij de kapitein is.
Een werknemer verlaat nooit het bedrijf – hij verlaat zijn leidinggevende.