Niemand ontsnapt aan zijn afkomst


Ik heb onlangs de serie Peaky Blinders gekeken. Wat me raakte, was niet het geweld of de sigarenrook, maar de onderhuidse tragiek: de mens die probeert te ontsnappen aan zijn afkomst – en daarbij juist gevangen raakt in de illusie van vrijheid.

Thomas Shelby klimt omhoog, trede voor trede. Van straatschoffie tot parlementariër. Maar hoe hoger hij komt, hoe dieper hij zinkt. Zijn macht groeit, zijn wereld wordt groter, maar zijn innerlijke gevangenschap ook. Achter elke overwinning wacht dezelfde leegte. De adel had kastelen, hij heeft kantoren en schimmige deals. De klasse is veranderd, de ketenen niet.

Misschien is dat de ware tragedie van de mens: dat we denken te kunnen breken met waar we vandaan komen. Dat we onszelf kunnen herscheppen. Maar de geur van je jeugd, de taal van je ouders, het ritme van de straat waar je opgroeide – ze blijven in je achterhoofd wonen, als stemmen die je niet meer kunt negeren.

We hebben de standen afgeschaft, maar nieuwe muren gebouwd. Niet van steen, maar van ideeën. Vandaag meet je je plaats niet meer aan je geboorte, maar aan je overtuigingen. Links of rechts. Woke of nuchter. Ambtenaar of ondernemer. Elk met zijn eigen heilige taal, zijn eigen regels, zijn eigen verachting voor de ander.

En wie zich daartussen probeert te bewegen, hoort nergens meer bij. Die wordt argwanend bekeken door iedereen.

Je kunt uit je buurt verhuizen, uit je geloof stappen, uit je beroep groeien – maar nooit helemaal uit jezelf.

Misschien is dat de stille boodschap van Peaky Blinders: dat vrijheid niet betekent dat je loskomt van je verleden, maar dat je leert leven met de echo ervan.

Of, zoals Thomas Shelby het zou zeggen: “We’re all who we are because of where we come from.”