Labbekakkerigheid


Een mens, anders dan bijvoorbeeld een slang of een tijger, is in staat om binnen één generatie wezenlijk anders te worden in denken en doen. Dat heet civilisatie- of beschavingsproces. Het loskomen van je geboortemilieu en het ontstijgen van datgene wat je jaren gevormd heeft, is voor de mens een logisch en natuurlijk gegeven. Norbert Elias heeft daar lang onderzoek naar gedaan en ook over gepubliceerd (Über den Prozeß der Zivilisation).
Beschaving is een term die wordt geassocieerd met fatsoen, hoffelijkheid en redelijkheid, met welgemanierdheid, kortom met een zekere mate van zelfbeheersing. Elias noemt dat ‘driftbeheersing’. Het is een kenmerk van mensen die zich laten voorstaan op hun zelfdiscipline en drukt daarmee een waardeoordeel naar alle mensen uit. Beschaafd is beter dan niet beschaafd. Het is zelfs een middel van bepaalde groepen mensen om afstand te scheppen. Waarmee zij zich proberen te onderscheiden van mensen die zich onbeschoft, ruw en smakeloos (onbeschaafd dus) gedragen.
Beschaving vereist zelfbeheersing en het leren beheersen van elementaire driften, zoals bijvoorbeeld boeren of spugen, maar ook het ontwikkelen van verfijning en smaak. Beschaving vereist ook het beheersen van woede, boosheid, walging en weerzin. Chérif en Saïd Kouachi, en Amedy Coulibaly uit Parijs, moesten dit nog leren.
Het is een moeizaam leerproces en mensen die de omgangsvormen pas kort daarvoor hebben geleerd, zijn vaak bang door de mand te vallen. Bij een geslaagd leerproces is het beschaafde gedrag zó eigen geworden dat het deel uitmaakt van de persoonlijkheid. Het is geïnternaliseerd en er is sprake van zelfbeheersing of zelfdwang die niet meer bewust is, maar als het ware automatisch werkt (Onbewust – Bekwaam). Onbeschoft gedrag roept dan schaamte, gêne en walging op. Men kan er niet meer tegen. Dit geldt ook voor ruwe en agressieve uitingen. Het beste is dit te zien aan tafelmanieren, waar het mes steeds minder moest herinneren aan de dolk en de vork werd ingevoerd, zodat mensen niet meer met hun vingers aan het eten hoefden te komen. Er kwamen aparte borden, zodat men niet uit één schaal hoefde te eten.
Maar het kan doorslaan tot een apathisch, onverschillig en futloos gedrag of in een nivelleringsslag waardoor niets meer ertoe doet. Er ontstaat collectieve blindheid. En als je dan toch het probleem duidt, word je als het probleem gezien.
Neem nu de Zwarte Piet discussie. Zij die dit aankaarten, Zwarte Piet moet weg, moet je serieus nemen. Of de door d66-rechters verboden cartoon waarin de cartoonist Oppenheimer werd verboden om de advocaat Hiddema te tekenen als ‘louche advocaat’. De rechter heeft gesproken dus daar mag je niets van zeggen.
Veel komt voort uit de labbekakkerigheid van de bovenonsgestelden, met name van de ‘linkse’ hoek (PvdA en d66). Zij verwarren voortschrijdende beschaving met alles goed vinden of bedekken met de mantel der liefde.
Zo zie je dat in één generatie de beschaving verworden is tot een soort passieve overgave aan een niet te veranderen werkelijkheid. En moedig zijn, dapper en onbevreesd, zijn wegbeschaafd; op de vuilnisbelten van de geschiedenis begraven. Labbekakkerigheid heeft gewonnen.
En u weet wat na labbekakkerigheid komt. De barbarij (= zéér onbeschaafde toestand).