Waarom onze samenleving draait op permanente crises


Er zijn momenten waarop je voelt dat er iets schuurt. Niet in het nieuws van vandaag, maar in het patroon erachter. Alsof ieder menselijk fenomeen tegenwoordig een maatschappelijk probleem moet worden. Klimaat. Identiteit. Gezondheid. Informatie. Alles krijgt de kleur van dreiging.

In het klimaatdebat zie je dat mechanisme haarfijn terug. Elke warme zomer, elke overstroming, elke mislukte top wordt geframed als bewijs dat we op de rand van de afgrond staan. Tegelijkertijd kunnen beleid en technologie nooit helemaal leveren wat de morele urgentie belooft. Zo ontstaat een permanent gevoel van tekortschieten: genoeg om voortdurende ingreep te rechtvaardigen, nooit genoeg om het probleem echt op te lossen.

Toeval? Nauwelijks.

Wanneer je de afgelopen zeventig jaar uitzoomt, zie je een rode draad. Na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde Europa een begrijpelijke maar bepalende reflex: nooit meer uitsluiting. Nooit meer groepsdenken. Nooit meer tradities die kunnen ontsporen. Het morele wantrouwen dat hieruit voortkwam, werd de vruchtbare bodem voor de Kritische Theorie van de Frankfurter Schule. Deze stroming las cultuur als machtsstructuur en benaderde tradities en eigen waarden met groeiend wantrouwen. Vanaf dat moment werden cultuur, geschiedenis en identiteit niet langer gezien als bindweefsel, maar als potentiële risico’s.

De jaren zestig deden de rest. De straat nam het verhaal over.
Emancipatie werd een onaf proces. Ongelijkheid werd structureel. Autoriteit werd verdacht. En sindsdien is de kritiek niet meer gestopt.

Maar dat is slechts de helft van het verhaal. De andere helft is electorale realiteit. Linkse partijen verliezen al decennia kiezers. De arbeider vertrok. De middenklasse verschoof. Progressieve politiek raakte haar basis kwijt. En dus verhuisde invloed naar andere domeinen, waar geen verkiezingen worden gehouden: universiteiten, media, ngo’s, internationale instellingen en zelfs het bedrijfsleven. Daar heeft de kiezer geen invloed op.

Het resultaat is een wereld waarin het dominante narratief niet meer voortkomt uit de stembus, maar van instituties. En in die instituties werkt een eenvoudige logica:
een probleem dat nooit wordt opgelost, rechtvaardigt permanente ingreep.

Dat is de architectuur van onze tijd.

Geen complot, maar een dynamiek. Niet kwaadwilligheid, maar een systeem dat zichzelf in stand houdt. Wie dat mechanisme doorgrond, ziet waarom zoveel discussies muurvast zitten. Niet omdat mensen dom of kwaad zijn, maar omdat het verhaal al vastgezet was voordat het gesprek begint.

Daarom is onderzoek naar deze dynamiek noodzakelijk.

Inzicht is een vorm van vrijheid.

Samenlevingen die zichzelf blijven wantrouwen, verliezen uiteindelijk de mogelijkheid om nog ergens in te geloven.