We leven in een rijk land. Veilig, goed georganiseerd, met een stevige economie en een stevige democratie. Toch knaagt er iets. Steeds meer mensen hebben het gevoel dat Nederland zijn glans verliest. Alsof we langzaam vastlopen in regels, wantrouwen en morele discussies die niet meer echt raken aan het leven van alledag.
De energie die een samenleving levend houdt, noem ik vitaliteit. Het is het vermogen om vrij te denken, elkaar te vertrouwen en nieuwe ideeën tot bloei te laten komen. Maar juist die vitaliteit lijkt de afgelopen jaren af te brokkelen.
Wie naar de politiek kijkt, ziet hoe het vertrouwen verdampt. Waar vroeger nog geloof was dat de overheid er voor de burger stond, overheerst nu scepsis. Het vertrouwen in kabinet en Tweede Kamer is historisch laag. En ook de media, ooit baken van onafhankelijkheid, krijgen steeds vaker het verwijt eenzijdig te berichten. Wanneer burgers afhaken en zich niet meer vertegenwoordigd voelen, brokkelt de democratie niet met een harde klap, maar langzaam van binnenuit.
Ook de ruimte voor meningsverschil lijkt kleiner geworden. Natuurlijk staat vrijheid van meningsuiting nog altijd in de wet verankerd, maar in de praktijk voelen steeds meer mensen de druk om te zwijgen. Op universiteiten, in de media en in het publieke debat worden afwijkende geluiden al snel in de hoek gezet als gevaarlijk of extreem. En terwijl de ruimte voor verschil kleiner wordt, groeit de felheid. Demonstraties lopen vaker uit op blokkades, bedreigingen en ontregeling. Antisemitisme neemt toe, en de tolerantie voor andere standpunten lijkt juist af te nemen.
Zelfs onze economie, jarenlang een bron van energie en vernieuwing, lijkt haar sprankel te verliezen. Nieuwe bedrijven groeien minder hard, innovatieve ideeën vertrekken naar het buitenland, investeerders kijken liever naar Berlijn of Londen. Nederland blijft welvarend, maar de dynamiek, de frisheid van ondernemerschap, wordt minder voelbaar.
Sommigen trekken de vergelijking met de jaren dertig. Dat gaat misschien ver, maar de echo’s zijn er: de opkomst van antisemitisme, het straatgeweld, eenzijdige berichtgeving in de media, en een samenleving die steeds sterker het gevoel heeft dat de oude antwoorden niet meer werken. Het grote verschil is dat onze instituties nu veel steviger zijn en dat we deel uitmaken van een groter Europees verband. Maar de waarschuwing is duidelijk: vitaliteit is geen vanzelfsprekendheid.
De vraag is hoe we die levenskracht terug kunnen vinden. Het antwoord ligt niet in méér regels, méér controle en méér centralisering. Dat maakt de samenleving alleen maar strakker en stijver. Wat we nodig hebben is een cultuur die opnieuw leert waarderen dat mensen verschillend zijn. Een politiek die eerlijker en transparanter is, zodat vertrouwen kan groeien. Een samenleving die energie haalt uit vernieuwing, ondernemerschap en creativiteit. En een onderwijs dat jongeren leert dat verschil geen bedreiging is, maar juist een bron van vitaliteit.
Einstein zei ooit dat je problemen niet kunt oplossen met hetzelfde denken dat ze heeft veroorzaakt. Dat geldt ook voor ons land. De reflex om alles te reguleren, in te dammen en te beheersen, verdiept juist de impasse waarin we beland zijn. Wat nodig is, is een sprong naar een hoger denkniveau. Alleen door dynamiek boven verstarring te verkiezen, kan Nederland weer de vitale, levendige samenleving worden die we willen zijn.