Wanneer de toekomst verdwijnt – De stille ramp van de bevolkingsimplosie


Er is een ramp gaande die geen sirenes kent. Geen journaal opent ermee, geen minister roept een crisisteam bijeen. En toch zal juist deze ramp ons bestaan onherroepelijk veranderen. Niet door een oorlog, niet door een virus, maar door iets veel subtieler: het verdwijnen van de mens zelf. De bevolkingsimplosie is begonnen – en het Westen slaapt.

In Nederland daalt het geboortecijfer al jaren. In 1970 werden er nog ruim 200.000 kinderen geboren; vorig jaar waren het er nauwelijks 155.000, terwijl de bevolking toen groter was. Dat betekent dat het aantal kinderen per vrouw gedaald is tot 1,4 – ver onder het vervangingsniveau van 2,1. Elk jaar sterven er meer mensen dan er worden geboren. Zonder immigratie zou Nederland al krimpen. Gemeenten als Delfzijl, Vaals en Terneuzen lopen leeg. Schoolklassen verdwijnen, dorpen sluiten peuterspeelzalen, sportverenigingen vinden geen jeugdteams meer. De toekomst trekt zich terug uit het straatbeeld.

Toch blijft het angstvallig stil. We praten over klimaat, stikstof, diversiteit, inclusie – maar zelden over het feit dat we ophouden te bestaan. Alsof de samenleving het beschamend vindt om het nog over voortplanting te hebben. Alsof het krijgen van kinderen een privékeuze is geworden, niet langer een schakel in een keten die beschaving heet. In talkshows vieren we de vrijheid van het kindvrije leven, maar niemand spreekt over de leegte die dat achterlaat. Wat als vrijheid verandert in verlating?

De oorzaken zijn niet economisch, al helpt het niet dat een huis voor jonge mensen onbetaalbaar is geworden en dat de overheid ouders vooral ziet als kostenpost. De wortel ligt dieper. We zijn een postmoderne samenleving geworden die haar ankers heeft losgesneden. Waar ooit toekomst vanzelfsprekend was, is nu alleen het heden heilig. We leven in het nu, zonder besef dat er straks niemand meer is om dat nu voort te zetten. De mens van vandaag leeft voor beleving, niet voor betekenis.

Het gezin – ooit hoeksteen van het bestaan – is verworden tot een optioneel project, een risicovolle onderneming vol offers, in een cultuur die offers niet meer begrijpt. De liefde wordt uitbesteed aan datingapps, de zorg aan de staat, het kind aan de opvang. We hebben alles georganiseerd, behalve het voortbestaan. Zelfs de taal verraadt het: “gezin” is ingeruild voor “huishouden”, “moeder” voor “ouder 1”. In onze drang om niemand te kwetsen, hebben we vergeten waar we vandaan komen.

En intussen vergrijst Nederland in hoog tempo. De gemiddelde leeftijd stijgt, het aantal werkenden daalt. Over tien jaar zijn er meer gepensioneerden dan jongeren. De zorg zal piepen en kraken, pensioenfondsen verdampen, en belastingdruk zal exploderen. Maar het ergste is niet economisch. Het ergste is existentieel. Want wie geen kinderen meer krijgt, gelooft niet meer in de toekomst. En wie niet meer in de toekomst gelooft, verliest uiteindelijk ook de zin van het heden.

We hebben een cultuur gebouwd waarin het eigen ik heilig is, waarin plichten worden gewantrouwd en verantwoordelijkheid verdacht is gemaakt. Een cultuur waarin de mens zichzelf bevrijd heeft van alles – zelfs van zijn nageslacht. De ironie is dat juist die vrijheid, dat losmaken van traditie en gezin, nu leidt tot het langzaam uitdoven van de samenleving die die vrijheid ooit mogelijk maakte.

Het Westen sterft niet door geweld, maar door vergetelheid. Niet omdat anderen ons veroveren, maar omdat wij besloten hebben onszelf niet meer voort te brengen. Dat is de ware tragedie van de postmoderne tijd: de ondergang als gevolg van onverschilligheid. Terwijl de wieg leeg blijft, vullen verzorgingshuizen zich. Terwijl we discussiëren over klimaatdoelen voor 2050, vergeten we dat er tegen die tijd misschien nauwelijks nog Nederlanders zijn om die doelen uit te voeren.

In sommige Europese landen is de demografische klap al voelbaar. In Italië sluit elke dag een school. In Duitsland voorspelt men dat tegen 2060 de bevolking met twintig miljoen is gedaald. In Oost-Europa verdwijnen complete dorpen. En in Japan, het laboratorium van vergrijzing, zijn er nu al meer bejaarden dan kinderen. Wie durft nog te beweren dat dit geen beschavingsvraagstuk is?

Nederland volgt dezelfde weg, maar blijft doen alsof groei vanzelfsprekend is. De economische modellen zijn gebaseerd op cijfers uit een tijd waarin gezinnen nog kinderen kregen. De werkelijkheid is inmiddels anders: de toekomst krimpt, terwijl de structuren van de staat groeien. Een omgekeerde piramide: steeds minder schouders dragen steeds meer gewicht. En de politiek zwijgt, want wie het over geboortecijfers heeft, wordt weggezet als conservatief, religieus of erger.

Toch is dit geen morele oproep tot ‘meer kinderen krijgen’. Het is een oproep tot bewustzijn. Een beschaving kan niet overleven als zij de toekomst uitbesteedt. Er is geen subsidie die dat oplost, geen beleidsnota die dat afdwingt. Alleen een herontdekking van betekenis, van verbondenheid, van verantwoordelijkheid kan dat doen. Een cultuur die haar kinderen vergeet, vergeet uiteindelijk zichzelf.

Misschien is het nog niet te laat. Maar het wordt stil in het land. Te stil. En stilte, hoe zacht ook, kan dodelijk zijn.